Toelichting voorwaarden Culturele Projecten met Stedelijk Belang 2025

Op deze pagina staat uitgelegd hoe de subsidie wordt verdeeld als er bij één indientermijn meer subsidie is aangevraagd dan er beschikbaar is. Dit gebeurt met een tendersysteem. Aanvragen die voldoen aan de volgende voorwaarden doen mee aan de tender:

- De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda of werkt samen met een in de gemeente Breda gevestigde culturele organisatie.
- Het project vindt plaats in de gemeente Breda.
- De uitvoering van het project is duidelijk afgebakend in tijd en omvang.
- Het project vindt plaats in 2025 en start niet eerder dan 13 weken na sluiting van de indientermijn waarin de aanvraag is ingediend.

Hierbij wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van een onderlinge vergelijking en het toewijzen van punten. De beste aanvragen, dus voor activiteiten die het meest bijdragen aan de te halen beleidsdoelen, krijgen de meeste punten en komen als eerst voor subsidie in aanmerking. In dit artikel staat ook hoeveel punten er minimaal nodig zijn om subsidie te krijgen. Dat hangt af van het aangevraagde subsidiebedrag. Aanvragen tot en met €24.999 hebben een lagere instapeis. Aanvragen vanaf €25.000 hebben een hogere instapeis.

Beoordelingscriteria toetsing aanvraag

Bij het tendersysteem is het uiteraard van belang dat het van tevoren duidelijk is aan welke beoordelingscriteria de aanvragen worden getoetst. De beoordelingscriteria en de manier van beoordelen worden hieronder nader toegelicht. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met het profiel en de context van de subsidieaanvrager.

Voorwaarde ‘Artistiek kwaliteit’

Onder dit criterium wordt getoetst op welke wijze de organisatie erin slaagt om artistiek-inhoudelijke activiteiten uit te voeren op een niveau dat kwalitatief hoogstaand is en waarmee een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan het Bredase cultuuraanbod. De artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt getoetst aan de hand van de indicatoren ‘visie’, ‘oorspronkelijkheid’, ‘vakdeskundigheid’ en ‘zeggingskracht’.

Visie 

Visie heeft betrekking op het beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen, die de subsidieaanvrager beoogt op de langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de disciplines op lokaal, regionaal of nationaal niveau. 

Oorspronkelijkheid 

Oorspronkelijkheid houdt verband met de herkenbare (artistieke) signatuur die onlosmakelijk is verbonden met de organisatie en de mate van onderscheidende activiteiten. In hoeverre zijn de activiteiten van de subsidieaanvrager onderscheidend ten opzichte van andere makers of soortgelijke instellingen in de stad, regio of het land? 

Vakdeskundigheid 

Vakdeskundigheid heeft betrekking op de vaardigheid van de makers en professionals die bij de instelling betrokken zijn. De activiteiten moeten een vanzelfsprekende hoogwaardige kwaliteit hebben. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de technische beheersing van instrumenten, spel, regie of choreografie, of uit de wijze waarop een curator, conservator of programmeur een tentoonstelling of festival samenstelt. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is daarbij niet doorslaggevend, het gaat om de vaardigheid en het vakmanschap waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd. Bij ondersteunende activiteiten heeft het betrekking op de wijze waarop een instelling zich ten dienste stelt van cultuursector en andere relevante sectoren. 

Zeggingskracht 

Zeggingskracht heeft betrekking op de artistieke impact van de activiteiten op het publiek. Dat wil zeggen dat de activiteiten de bezoeker ook aanspreken. Is de organisatie in staat het publiek te prikkelen, te ontroeren of aan het denken te zetten? Slaagt de organisatie erin om datgene wat zij wil uitdrukken of bereiken, ook daadwerkelijk over te dragen op het publiek of de gebruikers? De subsidieaanvrager dient dan ook blijk te geven van kennis van het publiek dat men er mee hoopt te bereiken.

Voorwaarde ‘Zakelijke kwaliteit’

Met zakelijke kwaliteit wordt bedoeld dat de organisatie financieel, organisatorisch en bedrijfsmatig op orde is. Het plan moet voldoende vertrouwen geven dat de aanvrager de voorgenomen activiteiten op verantwoorde en gezonde wijze kan realiseren. Een goed onderbouwde begroting en een realistische planning zijn hierbij essentieel. Van belang is dat er sprake is van een realistische mix van inkomstenbronnen, met naast de subsidiebijdrage van de gemeente ook cofinanciering in de vorm van bijvoorbeeld inkomsten uit kaartverkoop, sponsoring of fondsen. Bij dit criterium wordt ook gekeken naar de wijze waarop ondernemerschap wordt ingevuld, qua verbindingen in de stad en samenwerkingen.

Voorwaarde  ‘Stedelijk belang’

Bij dit criterium wordt gekeken naar de inbedding van de het project in de lokale culturele infrastructuur. Van belang daarbij is dat de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur met een samenhangend en divers cultuuraanbod. Ook de aansluiting bij het cultuurbeleid ‘Stad van Creatief Talent’ is van belang. Het project moet bijdragen aan één of meerdere doelen uit het cultuurbeleid:

  • Het bieden van een podium aan Bredase talenten en makers; 
  • Het stimuleren van creatieve experimenten en nieuwe initiatieven;
  • Het geven van een impuls aan cultuur voor en door jongeren;
  • Het stimuleren van verbindingen tussen de cultuursector, het onderwijs, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven;
  • Het vergroten van de zichtbaarheid van cultuur, bijvoorbeeld in de publieke ruimte;
  • Het bijdragen aan Breda als internationale hotspot van Toegepaste Technologie en Creativiteit (TT&C).

Omgevingsbewustzijn doelt op de mate waarin de subsidieaanvrager geïnformeerd is over ontwikkelingen in de stad en regio en duurzaam samenwerkt met andere culturele en maatschappelijke partijen.

Er wordt bij dit criterium ook gekeken naar de verhouding tussen het bedrag dat de subsidieontvanger aanvraagt (en de daarbij behorende activiteiten) en de meerwaarde voor de stad. 

Voorwaarde ‘Breed en divers publieksbereik’

Onder dit criterium valt de verantwoordelijkheid om de drempels voor participatie van publiek en deelnemers zo veel mogelijk te verlagen zodat potentieel publiek gemakkelijk toegang heeft tot gesubsidieerd cultureel aanbod. De toegankelijkheid is deels afhankelijk van de aard het project en het profiel van de aanvrager. Dit heeft immers invloed op de samenstelling van het potentiële publiek en de wijze waarop omgang met diverse publieksgroepen invulling krijgt. Voor een opkomend gezelschap dat cultuur produceert en presenteert via experimentele wegen betekent dit iets anders van voor een evenementenorganisatie met een cultureel stadsevenement. 

De subsidieaanvrager dient een duidelijke visie op duurzame publieksopbouw een passende benadering van (nieuwe) doelgroepen te hebben.

Het publieksbeleid (het geheel van educatie-, participatie- en marketingbeleid) dient erop gericht te zijn potentieel publiek daadwerkelijk in staat te stellen activiteiten te bezoeken, bijvoorbeeld door het verlagen van drempels voor doelgroepen die niet eerder bereikt werden, door aan te sluiten op zaken die in de (lokale) maatschappij spelen of door zich te verbinden met bredere doelgroepen dan alleen het bestaande publiek.

Puntentoekenning 

Aan ieder van de vier beoordelingscriteria kan maximaal 100 punten worden toegekend. In totaal kunnen er dus maximaal 400 punten worden toegekend. Per beoordelingscriterium wordt op meerdere aspecten beoordeeld en een eindscore toegekend, onderbouwd met argumenten. De basis voor deze beoordeling zijn de bij de aanvraag ingediende documenten. 

100 Excellent: 

Er zijn geen punten van kritiek. De aanvraag is op het betreffende criterium excellent uitgewerkt, de inhoud is zeer helder beschreven, excellent (want zeer zorgvuldig en overtuigend) onderbouwd en roept geen vragen op. 

90 Zeer Goed: 

Er zijn bijna geen punten van kritiek. De aanvraag is op het betreffende criterium zeer goed uitgewerkt, de inhoud is helder beschreven, zeer goed (want zorgvuldig en overtuigend) onderbouwd en roept bijna geen wezenlijke vragen op.

80 Goed: 

Er zijn weinig punten van kritiek en deze zijn niet van cruciale betekenis. De aanvraag is op het betreffende criterium onderdeel is goed uitgewerkt, de inhoud is helder beschreven en roept slechts een beperkt aantal vragen op. 

70 Ruim voldoende: 

Er zijn enkele punten van kritiek, maar deze doen weinig afbreuk aan de inhoud. De aanvraag is op het betreffende criterium ruim voldoende uitgewerkt en helder. De vragen die het oproept staan de uitvoering van het plan niet in de weg. 

60 Voldoende: 

Er zijn wel punten van kritiek maar deze zijn niet van doorslaggevende betekenis. De positieve elementen hebben de overhand. De aanvraag is op het betreffende criterium voor verbetering vatbaar, maar de verwachting is dat de aanvrager deze verbeteringen bij de uitvoering van het plan kan realiseren. 

50 Matig: 

Er zijn punten van kritiek, maar ook enkele positieve elementen. De aanvraag is op het betreffende criterium matig uitgewerkt en roept vragen op. Op onderdelen ontbreekt concrete informatie of is de informatie inconsistent. Er zijn verbeterpunten die opgepakt moeten worden. Als een subsidieaanvraag op een beoordelingscriterium minder dan 50 punten behaalt, is de kwaliteit niet goed genoeg en dan wordt de aanvraag geweigerd. 

40 Zwak: 

De punten van kritiek hebben de overhand. Deze betreffen cruciale aspecten. De aanvraag is op het betreffende criterium zwak uitgewerkt en roept veel vragen op. Veel informatie ontbreekt of de informatie is inconsistent. Er zijn belangrijke verbeterpunten die de uitvoering van het plan in de weg kunnen staan. 

30 Erg Zwak / 20 Zeer zwak / 10 Slecht:

De aanvraag levert zeer veel kritiek op. Er zijn bijna (30) tot geen (10) positieve elementen te benoemen. De aanvraag is op het betreffende criterium slecht uitgewerkt en roept veel significante vragen op. Essentiële informatie ontbreekt of de informatie is inconsistent. Er is gerede twijfel aan de uitvoerbaarheid.